Niet-lof (zou ik vandaag zeggen)
Ik ga kort zijn. Het scalpel is niet mijn lievelingsinstrument. Ik ben eerder van de zo-stil-als-een-muis-soort. Chantal hier, Chantal daar, hohohe... hohoha.
Blabla.
Wat een schrijfdrang! zei Samy me. En Kafka (Franz) schreef aan zijn vader maar hoedde zich ervoor het resultaat op te sturen.
Chantal, Anna, Aurore, Julie, Circé, Michèle, Ida, Pascale, Catherine, Marilyn, Sonia, Magali, Maria, Sylvie, Jeanne, Lili, Mado, Esther, Judith, Myriam, Fanny, Guilaine, ... ik overschouw het afgelegde parcours. De levenslijn, zoals handlezers zeggen.
Ik had geschreven “in het leven van Jeanne – Jeanne Dielman – is alles tot in het kleinste detail geregeld”. Ik had eraan kunnen toevoegen “klikt alles mooi in elkaar”. Vandaag zou ik het volgende zeggen over de films van Chantal, over haar teksten: “Alles is tot op de laatste komma uitgeschreven.” Akelige precisie en maniakaal gedrag, doorgetrokken tot in de kaders, de camerabewegingen, de toon, het acteursspel... is dat niet wat de originele en moderne schriftuur van Chantal uitmaakte en ook datgene wat de gemiddelde kijker tegenstond, hongeriger als die was naar vlees en emotie dan naar abstractie en onstoffelijke lichamen?
Vandaag zou ik zeggen dat te veel perfectie geen ruimte laat voor improvisatie, voor iets nieuws, voor het onzegbare of het onbenoembare. Want al heeft Chantal zich verschillende keren gewaagd aan iets commercieels (gemiste afspraken?) en verliet ze daarbij enigszins de radicale vorm van vroeger, ze slaagde er telkens weer in om de controle in handen te nemen via de stem (haar stem, net zoals Marguerite Duras). Getolereerd in een wereld die niet de hare leek te zijn, ongemakkelijk, alsof ze er had ingebroken, zegt Chantal alles, met het scenaristieke meesterschap dat we van haar kennen. Geen enkele leegte, niets ongezegd, behalve voor de psychoanalist natuurlijk.
Natuurlijk is Chantal een grote cineaste, voor zover men cineasten niet meet op basis van hun lengte. Vlak voor hij stierf, schreef Samy me het volgende op de rug van een vreemde foto: “We hebben altijd nood aan een meetlint.” Hij zinspeelde op de rol van kleermaker die ik speelde in zijn film Bruxelles-Transit (de rol van de vader), die zijn bestaan enkel te danken heeft aan het stuk plastic dat hij moet verstoppen wanneer de politie arriveert... Altijd weer die verdwijning die ons achtervolgt, die angst om op te lossen, de Shoah is niet ver weg.
Waarover ik het heb. Ja, kinderdromen die via de cinema gerealiseerd kunnen worden. Wat kan ik daaraan toevoegen?
Vaste shots, lege shots, lange shots, theatraliteit en stijloefeningen, het is oud nieuws (hoewel D’Est...). Vandaag zie ik eerder de onmogelijke samensmelting van lichamen, de mislukking van relaties met anderen, het melancholische ballet van het hedendaagse leven. Melodrama en romantiek. Clichés. Naaktheid, boulimie, litanie, reizen per taxi, nachtelijke dromen, namen van steden (Parijs, New York, Moskou, Brussel, Auschwitz), eten, familie en filosofie (de ondertitel van een van haar films). Adolescentie. Joodsheid en seks, existentiële problemen.
Ik film (jou), jij filmt (mij), hij zal (haar) filmen.
Fundamenteel is er niets veranderd aan het lot van haar vrouwelijke hoofdpersonages, uiteindelijk pakken ze altijd de biezen. Nooit eens een happy end. Nooit eens een echt nieuw leven aan de horizon. Integendeel, de horizon is geblokkeerd, de weg loopt dood en het personage is alleen, radeloos (het bekende deuntje), misdadig, op de rand van zelfmoord. Zij heeft het gedaan, dus ze is gek. Zij heeft het gedaan omdat het zo moest, iedereen moet er ooit door.
Ontmaagding is de belangrijkste obsessie, degene die het vaakst terugkomt in het oeuvre van Chantal Akerman (tussen Saute ma ville en Portrait d’une jeune fille dans les années 60 zijn er niet minder dan zeven films of stukken die erop zinspelen). Angst voor genot? Voor de eerste keer?
In Nuit et jour vrijen ze de hele tijd, maar toch geldt hetzelfde.
Ik open de deur
ga de gang door
elke dag en elke avond
ga ik naar boven met de ascenseur
(met de censuur)
ik heb honger, ik heb het koud
ik heb schrik
ik ga ervandoor ik pak mijn koffers
ik schrijf ik schrijf je en ik praat tegen je
ik verscheur mijn brief ik luister naar de berichten op het antwoordapparaat
ik heb het warm ik zweet en ik kan niet slapen
ik lig in bed en ik bedrijf de liefde
al zingend
het onweert (ook in de harten)
de jaren (zestig, zeventig, tachtig, negentig) paraderen langs
als films
titels van films voornamen van vrouwen
portret van Chris portret van Jeanne
Alfred de pianist en Circé het meisje
in de kamer de appel
het portret de sofa
de soepterrine de krant de baksteen
hoe gaat het met je (zeg maar, vertel)
laatste sonate
eindeloze monoloog
laatste vraag: denkt ze enkel daaraan?
(aan de liefde)
onmogelijk scenario
De lange wachtrijen die in 1993 in Moskou werden gefilmd (D’Est) doen mij denken aan de lege metroperrons in New York in 1977 (News from Home). Aan de blik van Chantal is niets veranderd: doordringend, autoritair, pessimistisch.
Wat wel veranderd is, is de plaats van de regisseuse. De adolescente in crisis van Saute ma ville en 15/8 die zo nadrukkelijk aanwezig is in 1968 en ’73 komt terug in een fictieverhaal van vandaag (Portrait d’une jeune fille des années 60, gedraaid in 1994), maar dan bleker en ongewoon kunstmatig, vreemd aan de ziel van de regisseuse.
Er zijn films die op weg zijn (bijvoorbeeld D’Est) en andere die de weg kwijtraken (Golden Eighties), maar ik hou van allebei evenveel. Alles wat Chantal maakt, verrukt en ontroert me.
Ze wilden een tekst die spreekt, die bevestigt, die ophemelt. Ik wilde vragen stellen aan Chantal: wat zegt ze (Chantal)? Hoe? Ik ga niet zeggen waarom. Waar zit Chantal in haar films? In, op of onder (het bed)? Binnen of buiten (de film)? In het lichaam (altijd Je, tu, il, elle, het meest fantastische aan haar films) of in de stem (de vertelster)? Lef en waarheid! Films, brieven of nieuws? Eten ze ook echt in haar films wanneer ze niet alleen zijn? Praten ze normaal? En vooral, wie luistert er? Chantal is ook waar ze naar kijkt. De wereld zoals hij is, in wording. Misschien zit er iets fragiels in, iets dat door de Wet wordt belemmerd... Onschuld en puurheid tegenover de Wet. De cinema van de jaren 1960 en de cinema van de jaren 1990. Wordt vervolgd.
Deze tekst verscheen oorspronkelijk als “Non-éloge (Aujourd’hui je dirais)” in Hommage à Chantal Akerman, red. Jacqueline Aubenas (Brussel: Éditions Roger Dehaybe, 1995).
Met dank aan Boris Lehman.