De eerste samenwerking met de Nederlandse schrijver Remco Campert, die zowel het scenario als de tekst schreef voor deze korte fictiefilm over een jonge man die verliefd wordt op de vriendin van zijn beste vriend.
NL
“Een stille liefde, er verandert niets nadat het hoge woord eruit is.”
Johan van der Keuken
“In 1960 kwam er van Johan van der Keuken (toen nog Joan) een kort speelfilmpje uit, ‘Een Zondag’, waarvoor ik het scenario had geschreven. Johan kende ik al een tijdje, ik had de tekst geschreven bij een fotoboek van hem en dat vroeg hij me omdat hij op de middelbare school enige bewondering voor de vijftigers had opgedaan. De film, met o.a. een glansrol van Rob van Gennep, werd midden in de winter in Zandvoort opgenomen. Ervaringloos als ik op dat gebied was, wenste ik het filmen mee te maken. Verveling, kou en drank sloegen toe en op een vrolijke Amsterdamse nacht besloten produktieleider Almar Tjepkema, een uit een inrichting weggelopen meisje met hele grote borsten en ik over het strand van Noordwijk (waar Almar nog een café wist dat tot diep in de nacht open was) naar Zandvoort te rijden in de produktie-2cv, opdat we de volgende ochtend extra vroeg op de set zouden zijn. [...]
Enfin, dat werd nog een heel gedoe met politie en takelwagens en hopen dat ze niet naar de identiteit van het meisje zouden vragen en ook niet naar het rijbewijs van Tjepkema dat hem al geruime tijd geleden was afgenomen (terecht, naar nu bleek) en laat de volgende ochtend naar Zandvoort rijden in een auto die alleen nog maar in de eerste versnelling kon en waarvan de remmen, aangetast door het zeewater, dienst weigerden. Van der Keuken vond het geen geslaagd uitstapje van ons. (Een gedicht in de bundel Dit Gebeurde Overal - “De Grote Rust” - herinnert aan dit boeiende voorval.)
Ik vertel dit allemaal enigszins uitvoerig omdat hier in klein bestek alle elementen aanwezig waren, die het filmen tot zo'n opslorpende bezigheid maken: verveling, spanning, sex en ruzie. Er zijn er bij een filmproduktie altijd een paar die uit hoofde van hun funktie continu heel hard werken en een aantal anderen die - ook alweer u.h.v.h.f. - maar zo af en toe in touw kunnen zijn. De eerste groep (regisseur, cameraman etc.) krijgt in haar gedrag iets van veelgeplaagde ouders die nu echt even geen tijd hebben om zich met de drenzerige wensen van hun kinderschaar bezig te houden. De laatste groep geeft zich, omdat er niets beters te doen is, met grote passie over aan intriges, roddel, smeerlapperij, opstandjes tegen de regisseur enz. Een regisseur moet dan ook aanleg voor het vaderschap hebben, anders kan hij er beter niet aan beginnen. En een scenarioschrijver moet zich realiseren dat zijn taak eigenlijk is afgelopen op het ogenblik dat zijn scenario aanvaard is.”
Remco Campert1
- 1Remco Campert, De Revisor, jaargang 1, 1974.