Texts
Every Wednesday, Sabzian publishes texts on cinema in Dutch, English or French.Chaque mercredi, Sabzian publie des textes sur le cinéma en néerlandais, en anglais ou en français.Elke woensdag publiceert Sabzian teksten over cinema in het Nederlands, Engels of Frans.
Zoals er ook mensen bestaan die niet ontvankelijk zijn voor muziek, zo zijn er ook mensen, zelfs in grotere getale, die ongevoelig zijn voor de fotogenie. Tenminste, voorlopig.
So this film about a charged political moment remains strangely, and deliberately, disconnected from the politics of that moment. What interests Loznitsa isn’t the politics of the protests, or their political ramifications; what he focuses on and brings to the screen is the dramatic arc of protests as such.
Waarnaar refereren we als we verwijzen naar de wereldwijde opmars van de cinema’s, dat onvermijdelijke verzinsel van de statistiek? Neem een individuele toeschouwer op een enkel zitje in een zaal. Vermenigvuldig hem met een paar miljoen en wat krijg je? Slechts diezelfde toeschouwer in veelvoud. Onbewust van zijn belang voor de statistieken, hangen zijn dromen hardnekkig af van de klassieke mensenmaat. Geen enkel superscherm zal hem tot superman maken. Hij is geen reus, hij is alleen talrijk.
What are we referring to when we speak of the world march of the cinemas, that indispensable figment of statistics? An individual sitting in a seat, in a hall. Multiply him by quite a few millions and what do you get more than the same spectator in the plural? Unconscious of his statistical importance his dreams depend obstinately on the old human scale. No super-screen will make him a superman. He is no giant, he is only numerous.
De bioscoop was zijn Amerika, de beelden volgden elkaar op als plechtige zevenmijlsstappen, of als het rennen van de honderd meter. Hij schoof van plek naar plek, van de ene naar de andere figuur. En steeds gebeurde dat in die ene juiste afstand. [...] Later begreep hij dat alles draaide rond een oxymoron: onbeweeglijk bewogen te worden.
[De ‘filmatiek’] vormt een nieuwe, speciale branche van letterkunde die tegelijk documentair, beschouwelijk én scheppend is. Want de literator is niets menselijks vreemd en de film, als de meest realistische, de meest verwarrende magisch-realistische kunst, heeft een werkelijkheid van de tweede graad geschapen waarover de literator zal schrijven als uit een reeds een eerste maal gepuurde levenssubstantie: ze is leven en kunst en daardoor natuur- en cultuurstof voor de schrijver.
At the foot of the stairs, a woman pulls a mirror out of her stuffed bunny purse and decides to apply a bit more make-up. It’s all quite banal. Why is it, then, that the viewer feels a tug at his heartstrings?
Aan de voet van een trap haalt een vrouw een spiegeltje uit haar pluchen handtas en besluit haar make-up bij te werken. Een banaal tafereel. Waarom dan toch voelt de kijker zijn hart ineenkrimpen?
Au pied d’un escalier, une femme sort une glace d’un sac en peluche et juge bon de faire un ajout à son maquillage. Rien que de très banal. Pourquoi le spectateur alors sent-il son cœur se serrer ?
“Exactly half my life was spent in the dark. My life itself was in the dark. I’ve never seen my life in focus. It’s all been a blurred image.”
« J’ai passé la moitié de ma vie dans le noir. Ma vie elle-même était dans le noir. Je n’ai jamais vu ma vie avec un objectif. Il n’y a que des images floues. »
“Exact de helft van mijn leven bracht ik in het donker door. Mijn leven zelf was donker. Ik heb mijn leven nooit scherp kunnen stellen. Het is allemaal bij een wazig beeld gebleven.”
Watching spacecraft float near a wormhole next to Saturnus in a packed Grand Eldorado on a Saturday evening is why we go to the movies. Watching that same spacecraft explode in outer space, seeing huge dust storms shroud the land and witnessing the last people on earth (almost) expire is why we’d maybe better stay at home.
The underdeveloped country that does not have a strong or madly national art is to be pitied, because, without its art, it’s all the weaker (its brain can be colonized), and it’s here that the most dangerous extension of economic colonization can be found. In the specific case of cinema, I want to let my colleagues know that they should endure the criticism, the slander and the contempt without wavering, because I am absolutely convinced that Brazilian Cinema Novo is currently producing images and sounds that are what we can call modern cinema.
Vijfentwintig jaar lang was er fascistische verstarring en inteelt, hoogtij van enkele genres die een volledig vertekend beeld gaven van de werkelijkheid, of beter nog, die juist elke dialoog met de werkelijkheid overbodig achtten. Deze volledig zelfstandig geworden schema’s van komedies en drama’s worden in een grandioos gebaar van bevrijding weggeschoven. Plots is het de werkelijkheid zelf die zichtbaar wordt.
The Found Footage of Captain Phillips
Paul Greengrass: “When we started the film, it was a top priority for me to look into this issue in every detail. […] we researched the background of the Maersk Alabama highjacking in exhausting detail over many months. […] And I’m 100% satisfied that the picture we present of these events in the film, including the role playing by Captain Phillips, is authentic. […] the facts are clear. Captain Phillips’ ship was attacked, and the ship and the crew and its cargo made it safely to port with no injuries or loss of life. […] That’s the story we told, and it’s an accurate one.”
Enkele gedachten rond Band Aid 30
Daar en hier. Ici et ailleurs. En daartussen zwart. Een onoverbrugbaar zwart van nog geen seconde. Wie wist dat minder dan een seconde zwart een onmetelijke afstand zou kunnen evoceren, bijna tastbaar maken?
Interview met Wang Bing
“Een psychiatrisch ziekenhuis is, op zich, geen origineel thema. Het verhaal van Feng ai [’Til Madness Do Us Part] had zich zeker ook elders kunnen afspelen. Het is een alledaags verhaal. Toch is geestesziekte natuurlijk een interessant onderwerp, met name in China. Geestesziekte bevrijdt de mens, in zekere zin, want ze bevrijdt hem van het juk van de wet. Tegelijkertijd maakt ze hem kwetsbaarder … [...] Het leven dat men buiten een inrichting waarneemt is in wezen niet zo verschillend van het leven dat men binnen kan waarnemen. Wat me interesseerde was minder het ziekenhuis dan de patiënten en het leven dat ze er leidden. Zij beschouwen die plek niet als een ziekenhuis maar als een plaats waar ze leven. [...] Het is hun huis. Ze leven er alsof ze thuis zijn, sommigen blijven er zelfs tot hun dood. Ik was al vroeg getroffen door de indruk dat in veel opzichten er meer menselijkheid binnen dan buiten het ziekenhuis was.”
Interview with Wang Bing
“I don’t usually worry about whether the audience will accept the way my film is designed. You are the filmmaker; it is your job to make a convincing work. Instead of worrying about the audience, you should search for ways to make your film a good one. To me, it means to look for, or create, a potentially better cinema that fits your needs in making this particular work. At the same time, your film must be capable of accommodating the living reality of its subject. [...] The technique and style you choose for a film should be appropriate to your subject matter. What is really important is to establish a relation between the subject of your film and your audience. It is the camera that creates this connection.”
A Conversation with John Akomfrah
“And that is the problem that most of the discourse runs into. In other words, as long as you keep insisting that the reasons why people make certain social acts are purposive, rational and programmatic, you’re gonna miss the point, which is that we’re not entirely rational in our actions. [...] I tried – like everybody else I was looking and asking around – but when we put it together, we realised it just wasn’t enough. It didn’t seem to explain the cataclysm. So you needed other ways of trying to do that and we did. We were editing this for a year trying to take seriously the folkloric and the ethnographic and it just wasn’t there. There was always a gap between the fire and the voice.”
Het gaat vandaag niet over het onthullen van de sociale cinema, noch wil ik het in een formule versmoren, maar eerder over het opwekken van jullie latente behoefte om vaker goede films (filmmakers, vergeef me dit pleonasme) te bekijken, die de samenleving en haar verhoudingen tot individuen en dingen behandelen.
Want, ziet u, cinema lijdt meer onder een gebrekkig denken dan onder een volledige afwezigheid van denken.
Il ne s’agit pas aujourd’hui de révéler le cinéma social, pas plus que de l’étouffer en une formule, mais de s’efforcer d’éveiller en vous le besoin latent de voir plus souvent de bons films (que nos faiseurs de films me pardonnent ce pléonasme) traitant de la société et de ses rapports avec les individus et les choses.
Car voyez-vous, le cinéma souffre davantage d’un vice de pensée que d’une absence totale de pensée.
“In essentie is het onderscheid te maken tussen een cinema van proza en een cinema van poëzie. Een cinema van poëzie is echter niet noodzakelijk poëtisch. Vaak gebeurt het dat men zich beroept op de canons en dogma’s van de poëtische cinema en toch een slechte en pretentieuze film maakt. Een andere regisseur kan zich beroepen op de canons en dogma’s van de cinema van het proza – namelijk, hij zou een verhaal vertellen – en toch poëzie creëren.”
Trans-Kaukasische poëet
“Heb je de film van Sergei Parajanov al gezien? Zo niet, bekijk hem zodra je kunt.”
Andrei Tarkovski in een brief aan zijn zoon Andrei Andreievich Tarkovski, 24 oktober 1984
“Ik zou graag hebben dat je Parajanovs film bekijkt en me erover schrijft. Oké? Beloofd?”
Andrei Tarkovski in een brief aan zijn zoon Andrei Andreievich Tarkovski, 28 oktober 1984
Cinema, een behouden huis
Begin april vond in KASKcinema in Gent The Fire Next Time, afterlives of the militant image plaats, een tweedaags programma met lezingen, performances en filmvertoningen. Aansluitend opende in KIOSK de tentoonstelling L’œil se noie van Eric Baudelaire en Mathieu Kleyebe Abbonnenc. Beide projecten werden georganiseerd in het kader van The Uses of Art, een project van de museumconfederatie L’Internationale.
Interview met Stoffel Debuysere
Begin april vond in KASKcinema in Gent The Fire Next Time, afterlives of the militant image plaats, een tweedaags programma met lezingen, performances en filmvertoningen. Aansluitend opende in KIOSK de tentoonstelling L’œil se noie van Eric Baudelaire en Mathieu Kleyebe Abbonnenc. Beide projecten werden georganiseerd in het kader van The Uses of Art, een project van de museumconfederatie L’Internationale.
Het is gebruikelijk om mensen die gekozen hebben om in hun werk te spreken over ellende eraan te herinneren dat ellende geen voorwerp is voor de kunst. Pedro Costa lijkt echter het volkomen tegenovergestelde te doen. Hij mist geen enkele kans om de leefruimtes van deze miserabele mensen te veranderen in objecten van kunst. Een plastieken waterfles, een mes, een glas, enkele objecten achtergelaten op een vurenhouten tafel in een gekraakt appartement: ziedaar, onder een strelend licht, de gelegenheid voor een mooi stilleven.
If I raise this matter of images it is rather to give you some idea of how the movie mind works. It has to feel its way through the appearances of things, choosing, discarding and choosing again, seeking always those more significant appearances, which are like yeast to the plain dough of the context. Sometimes they are there for the taking; as often as not you have to make a journey into a far country to find them. That, however, is no more difficult for cinema than for poetry. The camera is by instinct, if not by training, a wanderer.
“At 600km above planet earth the temperature fluctuates between +258 [+125 C°] and -148 [-100 C°] degrees Fahrenheit. There is nothing to carry sound. No air pressure. No oxygen. Life in space is impossible.”
Notes on a Festival
Als Courtisane een ruimte is om te reizen of te verdwalen, dan waren dat de laatste editie op het scherm opvallend vaak erg barre, onherbergzame landschappen die doorkruist, verkend of bevolkt werden. Alsof het hertekenen van de paden voor de voorgestelde cartografie en het zoeken van onze plaats en de plaats van cinema de kern- en overgangseditie, die 2013 was, weerspiegelde. Gestript van competitie, met een nieuwe titel en een nieuwe festivalcoördinator (of beter: teruggekeerde mede-grondlegger) was het back to basics. Cousins indachtig, “film festivals should be naked in front of the innovative, divine, political, honest facts of life.”
In letting go of all chains of causes and effects, knowledge and truth, she becomes a stranger who no longer has a valid place in the layout of paths and traces that others make up to be “reality”; a foreigner out of place and out of reason, lost in the void of uncertainty, in the niente, the nothingness that silently lingers throughout the film.
In de coulissen van het theater van de tijd
Hoewel hij de films van Angelopoulos er niet expliciet bij vermeldt, wijst András Bálint Kovács er in zijn standaardwerk Screening Modernism (2007) op dat een theatrale stijl een dominant aspect vormt van het laatmodernisme in de cinema – sommige auteurs zoals Andrew Horton gewagen zelfs van Angelopoulos als ‘de laatste modernist’. Een terugkerend motief doorheen O thiasos is precies de connectie tussen de toneelopvoeringen van Golfo door het theatergezelschap en hun trektocht doorheen de harde realiteit van de nationale geschiedenis. Deze connectie is er een van reciprociteit. Enerzijds roepen de reële gebeurtenissen op het politieke strijdtoneel de visuele setting van het theater op. Anderzijds breekt de realiteit voortdurend in in de theateropvoeringen en -repetities van de spelersgroep. Interessant is na te gaan hoe dit idee vorm krijgt, opdat een beeld op die manier zou werken.
De found footage van Captain Phillips
De fictie creëert geen afstand tot de werkelijk afgespeelde gebeurtenissen. Integendeel, de film zet alles in werking om een gevoel van ‘kijk, wij waren er bij’ te scheppen. Dit is hoe het ‘echt’ is gebeurd. De film krijgt het statuut van een re-enactment: men reënsceneert minutieus de feiten. Greengrass geeft dit ook zelf aan: “When we started the film, it was a top priority for me to look into this issue in every detail. […] we researched the background of the Maersk Alabama highjacking in exhausting detail over many months. […] And I’m 100% satisfied that the picture we present of these events in the film, including the role playing by Captain Phillips, is authentic. […] the facts are clear.
Experiment in samenleven
Onderhuidse wormen, varkens en orchideeën vormen in Upstream Color een levenscyclus die mensen tot in hun lichaamscellen transformeert. Ze breken hun identiteit af en construeren er een nieuwe, zonder drang naar metafysiek of utopische uniciteit. Met zijn zintuigelijke tweede film verkent Shane Carruth de menselijke individualiteit via een fysieke trip die metaforen en concepten inbedt in herhalende visuele en auditieve patronen. In Walden, or Life in the Woods van Henry David Thoreau vindt hij een geschikt klankbord om te reflecteren over de verbondenheid tussen mens en natuur. Oog- en oorwurm Upstream Color plaatst zich daarmee in een lange (Amerikaanse) traditie beschouwingen over de plaats van het individu in de samenleving.
Verslaafd aan waarachtigheid: Robert Bressons Au hasard Balthazar
Men voelt in Balthazar, zoals in alle films van Bresson, een bijna fysieke afkeer van hun auteur tegen elke vorm van leugen en in het bijzonder tegen elke vorm van esthetisch bedrog. Deze onverbiddelijke afkeer lijkt de drijvende kracht achter zijn hele oeuvre te zijn. Het leidt tot een zuiverheid van het narratieve medium die in de filmgeschiedenis ongeëvenaard is.
The juxtaposition of images shows a spiritual coherence to which we as viewers must work towards. In De poes [The Cat] (1968) van der Keuken articulates it thus: “The film could be a means for change. To this end it must affect the fixed patterns of expectation. To this end it must create a dynamic balance of the forms in which our reality can be described. Art could be a means by which to set man free. A school for seeing the self and the other more clearly.”
There is no essential form or content to cinephilia, but maybe there is something like an essential cinephile process or gesture. Let me put it this way: cinephilia is a war machine; a tactical, cultural war machine. Always a different war, and always a different machine, depending on where and when you are, who you’re fighting with, and what you’re fighting against. In this sense, everything that people have said about cinephilia – that it’s melancholic or surrealist or whatever – can be true, if it fits the particular piece of cinephile history, and if you can tell that story well, if you can give it a mobilising energy.
« Mais je dis aussi : « Chaque chose dans un film est une forme ». Par là, je voulais m’en prendre aux malentendus habituels sur le documentaire. Ce n’est pas du documentaire, ce n’est pas du vrai non plus: c’est une forme, de la matière formée et transportée, de la fiction. Et puis, je reprends et je dis : « quand même, c’est quelqu’un avec qui j’ai vécu : au revoir ! ». »
Die dag sloot Serge voor mij zijn eigen verhaal af, zijn weg van kind dat in 1944 werd geboren – het jaar van Roma, città aperta en van de ontdekking van de concentratiekampen – en vervolgens van puber en jonge man die uit liefde voor de film zijn leven op schrift wilde stellen. Dat wil zeggen dat hij het liet samenvallen met een bepaalde geschiedenis van de film. De rijder uit Kapò, de ‘Lettre sur Rossellini’, zijn relatie met de Cahiers du Cinéma, de verdediging van Straub en Godard die gearticuleerd werd rond een esthetiek van het verzet, de liefde voor vreemde talen, de reislust, de cultus van de vriendschap, de overstap naar Libération, zijn ziekte, Trafic. Plotseling klonk het biografische door in het theoretische discours en gaf het zijn werkelijke draagwijdte.
Voor Daney, zelfverklaarde ‘ciné-fils’, kon de wereld uitgedrukt in films niet los worden gezien van de wereld die ze omringen. In het spoor van de aloude Franse cinefiele traditie beschouwde hij elke film als de uitdrukking van een standpunt, een visie op de wereld die het werk tegelijk legitimeert en organiseert. “De film is een kunst van het tonen. En tonen is een gebaar, een gebaar dat dwingt om te zien, om te kijken. Zonder dat gebaar zijn het slechts plaatjes. Maar als er iets is getoond, moet iemand ook voor ontvangst tekenen.”
“Ik zeg eerst: ‘Alles in een film is een vorm’. Daarmee verzette ik me tegen het wijdverbreide misverstand over de documentaire. Ook al is het documentair, het is niet waar: het is een vorm, materie die bewerkt en verwerkt is, fictie. En daarna neem ik het terug en zeg ik: ‘Het is toch ook iemand met wie ik geleefd heb: tot kijk!’”
De juxtapositie van beelden toont een geestelijke samenhang waar we als kijker naar moeten toewerken. In De poes (1968) spreekt van der Keuken het als volgt uit: “De film zou een middel kunnen zijn tot verandering. Hiertoe moet hij de vaste verwachtingspatronen aantasten. Hiertoe moet hij een dynamisch evenwicht scheppen van de vormen waarin onze werkelijkheid beschreven kan worden. Kunst zou een middel kunnen zijn tot bevrijding van de mens. Een school om zichzelf en de anderen beter te zien.”
“Hoe kan ik”, vraagt de nog jonge Farocki zich af, “een beeld tonen van de verwondingen veroorzaakt door napalm? Wanneer ik een beeld laat zien van een slachtoffer, zal u uw ogen sluiten. Eerst zal u uw ogen voor de beelden sluiten. Dan zal u uw ogen voor de herinnering daaraan sluiten. Dan zal u uw ogen voor de feiten sluiten. Dan zal u uw ogen voor de context sluiten. Wanneer ik een beeld laat zien van iemand die verwond is door napalm, zal ik uw gevoel verwonden. Wanneer ik uw gevoel verwond, lijkt het alsof u zelf getroffen bent door napalm. We kunnen alleen een zwakke voorstelling geven van hoe napalm werkt.”
“Cinema is important to me. It’s like a prism. A good film... is part of my life. With every good film I see, I feel reborn.”
« Le cinéma est important pour moi. C’est comme un prisme. Un bon film... ça fait partie de ma vie. Chaque fois que je vois un bon film, je me sens renaître. »
“Cinema is onontbeerlijk voor mij. Het is als een prisma. Een goede film ... is een deel van mijn leven. Telkens ik een goede film zie, voel ik mij herboren.”