John Wilson
“Ik voel me veilig met een camera”
John Wilson is een documentairemaker en voormalig privédetective. Zijn idiosyncratische manier van verhalen vertellen navigeert door zijn eigen neuroses en vat tegelijkertijd de uitgestrekte essentie van New York en haar inwoners. Met obsessieve hoeveelheden straatbeelden en interviews in de traditie van de televisiejournalistiek probeert Wilson zogezegd beginnersadvies te geven over onderwerpen variërend van daten en de verdeling van de restaurantrekening, tot smalltalk of hoe je je meubels kunt beschermen door ze te bedekken met plastic. Zijn “handleidingen” monden altijd uit in bredere, filosofische overpeinzingen over concepten als eenzaamheid of het Mandela-effect. Nadat hij met zijn no-budget korte films een cultpubliek wist te bereiken, ging Wilson samenwerken met Nathan Fielder (van Nathan for You) en bracht hij How to with John Wilson uit op HBO. De televisiereeks is een meer ambitieuze versie van zijn eerdere werk, en seizoen twee is momenteel in productie. Wilson heeft duidelijk goed gekeken naar het werk van Agnès Varda, Bruce Brown en de gebroeders Maysles. Zijn films zijn consequent aangrijpend en hilarisch en geven een zo eerlijk mogelijk beeld van het leven in New York. Of het nu gaat om het documenteren van het alledaagse of van momenten die vreemder zijn dan fictie, het werk van deze kunstenaar onthult de Amerikaanse identiteit in zijn zuiverste – of in ieder geval meest openhartige – vorm.
Zach Sokol: De eerste keer dat we elkaar ontmoetten had je een gadget bij waarmee je mensen elektrische schokken gaf bij elke handdruk, als ijsbreker.
John Wilson: Ja. Dat was een sociaal experiment. Ik moest ermee stoppen omdat mensen eerder boos reageerden dan enthousiast. Sommige mensen zagen de grap als een machtsspel, maar voor mij was het een goede manier om te zien of ik met iemand zou kunnen opschieten. Het was een lakmoesproef die toeliet te zien hoe mensen reageren wanneer hun trots in het gedrang komt.
Zo’n tool helpt ook tegen sociale angsten, omdat het je iets geeft om over te praten. Anders weet ik echt niet hoe ik een gesprek moet beginnen. De camera dient een soortgelijk doel. In zekere zin definieert de camera de relatie en geeft de interactie een doel. Zonder camera worstel ik daarmee.
Waar kom je vandaan?
Astoria, maar we verhuisden naar Long Island toen ik naar school begon te gaan. Ik groeide op met mijn goede vriend Chris Maggio, die ook erg belangrijk was bij de opnames van How to with John Wilson. Hij zat in het tweede-camerateam, een echte kanjer. Ik ging steeds op en af naar New York, ook al woonde ik in Long Island. Ik kom uit een slaperig strandstadje aan de noordkust. Ik maakte elke dag films op straat.
Wanneer hield je voor het eerst een camera vast?
In 1995, geloof ik. Het was een Hi8-camera die mijn vader kreeg voor zijn veertigste verjaardag.
Wat trok je er oorspronkelijk in aan en zorgde ervoor dat je wilde beginnen met filmen?
Het was gewoon het coolste object ter wereld. Je kon er van alles mee doen. Het allereerste dat ik maakte was een show genaamd The Johnny Show. Ik was elf en het was gewoon een talkshow voor de camera waarin ik alles zelf speelde: de presentator, de geïnterviewde, enz. Dat deed ik urenlang. Ik heb het gevoel dat ik nog steeds hetzelfde doe. Er is niets veranderd, behalve dat ik nu een productieteam heb.
Heb je nog andere korte films gemaakt voordat je ging studeren?
Ik ging als filmmaker door een heleboel fases om te belanden waar ik uiteindelijk belandde. Ik maakte parodiefilms met vrienden als Chris Maggio. Daarna probeerde ik komische korte films en zelfs langere komische narratieve dingen. Maar ik realiseerde me dat ik helemaal niet graag speelfilms maak. Ik hou niet van werken met acteurs. Ik hou er niet van om met een dergelijke productie te werken. Het voelt kunstmatig aan. Er zijn te veel manieren waarop het fout kan gaan. Het gaat zoveel om geld. Dat hele circus, ik wilde er niets mee te maken hebben, omdat ik zag hoe het er op filmfestivals aan toe ging. En ik heb het geprobeerd, weet je.
Toen je naar Binghamton vertrok, ging je toen film studeren?
Ja, het is een hele kleine filmopleiding. Ik wilde erheen omdat het is opgericht door een groepje experimentele filmmakers in de jaren zeventig, zoals Ken Jacobs en mensen uit de omgeving van Stan Brakhage. Nicholas Ray heeft er lesgegeven. George Kuchar, een van mijn idolen, heeft er bijna lesgegeven. Ik studeerde af in cinema, samen met een vijftal anderen.
Overwoog je toen nog om verhalende films te maken?
Ook toen ik daar was bleef ik hardnekkig proberen om komische narratieve dingen te doen, maar het was er de school of opleiding niet voor. En ik ben zo blij dat ze het daar uit me gekregen hebben, omdat dat me dwong om me af te vragen waarom ik dingen maakte, niet wat ik moest maken. Ik werd gedwongen de vraag te stellen waarom ik in godsnaam bezig was met film of video. Dat was echt een belangrijke, introspectieve periode als kunstenaar. Ik ben blij dat ik niet naar een meer formele productieschool ben gegaan, want dan had ik echt slechte dingen gemaakt. Ik ben heel gelukkig dat ik alles heb teruggeschroefd en non-fictiefilms ben gaan maken. Voor een van de lessen in het eerste jaar maakte ik een documentaire over ballonfetisjisten, Looner. Mijn docent was erg aanmoedigend en vond het geweldig. Dat was alles wat ik nodig had om documentaire serieuzer te gaan nemen. Tezelfdertijd begon ik me ook te verdiepen in regisseurs als Jonas Mekas, Ross McElwee en Agnès Varda. Ik vond het zelf een coole film, maar het was 2006 of 2007 en het project kreeg niet veel aandacht. In die tijd waren de mogelijkheden om zoiets uit te brengen beperkt.
Na je studies ging je werken voor een privédetective, toch?
Ja. Nadat ik afstudeerde aan Binghamton verhuisde ik naar Boston omdat vrienden van me daar woonden. Ik had een baan nodig en ging op zoek in de ‘allerhande’-sectie van Craigslist. Ik solliciteerde voor een montagejob zonder enig idee te hebben wat de baan inhield. Het was negentig minuten pendelen vanuit Boston naar Hanson, Massachusetts. Helemaal aan het randje van de wereld, in een vreemd kantoorgebouw in niemandsland. Ik ging erheen, had een kort sollicitatiegesprek en ze gaven me de baan als monteur. Ik heb niet eens gevraagd wat ik zou gaan monteren.
Dus, wat ging je monteren?
Beeldmateriaal van privédetectives. Mijn taak was om elke dag uren beeldmateriaal te bekijken die de detectives maakten. Daar moest ik belastende momenten in vinden, die ik vervolgens aan elkaar moest plakken om ze daarna naar advocaten te sturen. Ik moest mezelf trainen om dagenlang aan één stuk door naar de meest banale dingen te kijken die je kan filmen. Zoals iemand die aan het eten is, of naar de winkel probeert te gaan. En daarbij moest ik dan wachten op dat ene moment waarop ze uit een rolstoel sprongen om iets te openen. Het materiaal was niet spannend en veel ervan was erop gericht om mensen te betrappen die een werkloosheidsuitkering kregen.
Kon je iets van die beelden gebruiken in je eigen projecten?
Dat mocht absoluut niet, maar ik heb het toch gedaan. Ik begon een blog die ik The Pen Camera noemde en plaatste er beeldmateriaal op dat ik vanop mijn werk had meegenomen – dingen die ik poëtisch, mooi of grappig vond. Er was bijvoorbeeld een video van een dame die een grote pot met eten had die ze probeerde kwijt te raken. Ze had een grote lepel en ze gooide het eten over haar hele tuin. Het was zo’n puinhoop, ik vond dat erg grappig. De blog bestaat niet meer en ik kon het niet echt delen omdat het illegaal was.
Heeft die job je werkwijze beïnvloed?
Niet op technisch niveau, maar het heeft zeker mee de esthetiek van mijn filmen bepaald. Er is altijd sprake van een zekere afstand en een spontaniteit. Het is opwindend om dit soort beelden te zien, omdat je ze nooit echt op tv ziet. Mensen laten geen dingen zien die stiekem gefilmd zijn, tenzij het voor een programma als Cheaters is of zo. Voor mij geldt: hoe banaler, hoe beter.
Had je toen een baan in New York op het oog, of een plan, om het zo te zeggen?
Nee, helemaal niet. Toen ik hier terugkwam, moest ik fysiek mijn eigen kamer bouwen in het appartement waar ik introk. Dat was in de McKibbin Lofts, waar How to Live with Bed Bugs is gefilmd. De kamer was zo groot als mijn matras. Ik was op zoek naar werk en de allereerste plek waar ik een poging waagde was de New York Film Academy. Ik had van tevoren de naam van het opleidingshoofd opgezocht, of de rector. Dus ik trok nette kleren aan, ging erheen, en zei aan de receptie dat ik een gesprek had met die man. Ze stuurden me naar zijn kantoor, waar hij me vroeg: “Sorry, voor welke baan solliciteer jij? Welke les zou je willen geven?” Ik antwoordde dat ik les wilde geven in montage, waarop hij antwoordde, “O ja, we zijn net een montagedocent kwijt. Je kunt volgende week beginnen.” Ik deed letterlijk alsof ik een gesprek had met deze man, en door toeval kwam het goed. En zo begon ik montagelessen voor televisiejournalistiek te geven op de New York Film Academy.
Hoe ging dat?
Die plek is verdomme oplichterij. Een totale nachtmerrie. Ze vragen de studenten inschrijvingsgeld voor universitair onderwijs, maar de lessen zijn niet eens geaccrediteerd! Ik kan er nog wel even over doorgaan, maar die plek moet onderzocht en van de aardbodem geveegd worden. Het is een slechte plek. Ik gaf les aan vreemde internationale studenten die in de televisiejournalistiek wilden terechtkomen als nieuwsankers. Ik moest zelf een leerplan ontwikkelen en moest bedenken hoe ik hen kon leren om een succesvolle televisiejournalist te zijn. Het was bizar want die wereld is voor een groot deel cosmetisch, oppervlakkig en gebaseerd op persoonlijkheid. En sommige studenten waren helemaal niet charismatisch. Ze kwamen naar me toe met video’s van voxpop-interviews over de opening van pakweg een bakkerij. Erg grappig, allemaal. Ik begon echt verliefd te worden op de traditionele – en de meest melige – televisiejournalistiek. Ik wou dat ook gaan integreren in het werk dat ik in mijn vrije tijd deed. Zo begon ik bijvoorbeeld een microfoon te gebruiken die ik aan mensen gaf. Ik hou echt van de relatie die je hebt met je onderwerp wanneer er verder niets artificieels in die relatie zit. Heel simpel: “Ik neem je op, jij hebt de microfoon.” Het geeft je iets te doen met je handen. Geweldig.
Iets wat je vaak aanhaalt, is dat je je vroeger vervreemd voelde door de jobs die je voor het geld deed, en daarom al je vrije tijd besteedde aan persoonlijke projecten die “geen commerciële waarde” hadden.
Ja, zeker. Ik heb in filmploegen gezeten en dat vond ik gewoon niet leuk. Ik hield ervan werk te doen waarbij ik me emotioneel kon terugtrekken en niets van mijn artistieke zelf af hoefde te geven. Na mijn baan als leraar bij de NYFA was ik jarenlang gewoon technicus en cameraman voor infomercials. Ik kon al mijn creatieve energie aan mijn persoonlijk werk wijden. Ik denk dat veel mensen die in de filmindustrie terechtkomen veel van zichzelf geven in die gespecialiseerde taken, en dat zuigt uiteindelijk veel van de creatieve en emotionele energie uit je. Dus zei ik: ik ga werk verrichten waarvan ik weet dat ik het haat, in plaats van iets waarbij ik compromissen moet sluiten. Ik wilde geen afgestompte filmmaker worden. En ik zeg dit alleen omdat het me wonderbaarlijk genoeg gelukt is. Ik zou waarschijnlijk wel anders piepen als ik nog altijd als cameraman voor infomercials werkte, wat mijn dagtaak was tot een paar weken voordat de HBO-serie van start ging.
Je vertelde eerder al dat er weinig juiste weergaves of representaties van New York zijn in de popcultuur. Kun je daar iets meer over zeggen?
Ja, zelfs in de meest nauwkeurige narratieve voorstellingen van New York City is er precies nog steeds iets dat ontbreekt. Ik wil niemand voor het blok zetten, maar er zijn veel shows en films die zich in New York afspelen waarbij ze de straten afsluiten om te filmen, of ze proberen te controleren wat je ziet. Maar de meest interessante dingen zijn hier al aanwezig. Je hoeft het niet mooier te maken. De stad zelf biedt al de rijkste taferelen op de planeet. Het feit dat mensen het vervolgens verdunnen met kunstmatig spul is jammer. Ik wil zoveel mogelijk van New York filmen omdat dingen hier zo snel verdwijnen. Die impuls is nooit echt weggegaan.
Voel je je wel eens angstig als je vreemden op straat filmt?
Ik voel me veilig met een camera. Vaak is het net dat wat me het gevoel geeft dat ik leef. De roes die ik krijg bij het vastleggen van een eenmalige gebeurtenis, is anders dan al het andere – een onvervangbare vreugde. Het leidt me af van pijnlijke dingen die ik meemaak. Filmen is ook een manier van uitstellen. We waren bijna klaar met de productie van de HBO-serie toen de pandemie begon, maar sindsdien heb ik nog elke dag gefilmd. Ik ga naar buiten, neem de metro naar de stad of wandel door de buurt. Ik doe het niet per se voor het geld of voor de serie; het is gewoon iets impulsiefs waar ik mezelf niet van kan weerhouden. Ik wil niet dat er ooit gaten vallen in mijn documenteren – in mijn documenteren van de stad, of mijn documenteren van mijn eigen leven. Ik vond het zo jammer dat ik de officiële filmproductie moest stopzetten toen de pandemie begon, omdat de stad er nu interessanter uitziet dan ooit tevoren in mijn leven. Het is nu niet het moment om te stoppen met New York documenteren.
Je ontmoette Nathan Fielder voor het eerst op de afterparty van een galerie-opening bij Forlini’s in Chinatown. Vele anderen waren erbij, waaronder ikzelf.
Jazeker. Ik denk dat ik thuis Shark Tank aan het kijken was of zoiets, toen mijn vriend en nu coproducer Clark Filio me een sms stuurde en zei dat ik naar Chinatown moest komen om Nathan te ontmoeten. Nathan had Clark blijkbaar herkend in de galerie door die rechtbankfilm die ik heb gemaakt – de film die ik niet kan uitbrengen.
Ik heb heel veel over deze film gehoord. Het is bijna een samizdat.
Het is een kleinood, een van mijn favorieten. De film heet Los Angeles Plays New York en Clark en ik zitten er in een van Judge Judy’s zustershows, Hot Bench. Het is een privéfilm die ik niet kan vrijgeven, maar volgens mij had Nathan hem gezien.
Dus jullie konden het goed met elkaar vinden. Heb je je gadget bij hem gebruikt?
Ik heb de elektrische schok niet bij hem uitgeprobeerd. Ik had hem wel in mijn zak, maar Nathan was dé persoon op wie ik geen slechte indruk wilde maken. Ik kon niet voorspellen of hij positief of negatief zou reageren op iemand die hem een poets zou bakken. Hoe dan ook, uiteindelijk wisselden we telefoonnummers uit en begonnen we te sms’en en te bellen. Later ontwikkelden we samen een pitch, die in wezen gewoon een meer ambitieuze versie van mijn korte films was, en toen gingen we dat pitchen bij een paar netwerken. En uiteraard was HBO het netwerk waar we mee in zee gingen. Ik wilde naar HBO omdat ze daar geen reclameblokken hebben en ik er niet van hou hoe onderbrekingen een kunstwerk beïnvloeden. Er zijn niet echt natuurlijke onderbrekingen in wat ik doe. Uiteindelijk wilde ik een totaal origineel format maken dat nog niet echt eerder is gemaakt.
De structuur van de reeks is erg vernieuwend.
Ja, dat is het beste deel van het format. Er zijn geen regels. Mensen maken van die ondermaatse dingen omdat ze denken dat er allerlei regels zijn voor documentaires, maar je kunt echt gewoon doen wat je wilt. Ze zijn zo gebonden aan clichés dat ze zich niets meer zonder kunnen voorstellen. Ik wilde dat het format van mijn show constant zou veranderen. Het is echt verfrissend anders. Mensen zijn zo cultureel uitgehongerd. We worden gevoed met een dieet van steeds dezelfde brij. Het spul dat doorgaat voor realiteit is beledigend. Ik denk dat mensen sterk reageren op mijn show omdat het echt is. En het kost echt niet veel geld om dat te doen. Het hele seizoen van mijn HBO-serie heeft waarschijnlijk evenveel geld gekost als één lang shot in een vechtscène van Game of Thrones.
Al je eerdere werk heb je volledig zelf gemaakt, maar nu verken je deze persoonlijke en memoiresachtige onderwerpen met een filmcrew en een schrijfteam. Was het moeilijk om over jezelf en je eigen psyche te praten in een werkruimte vol andere mensen?
Absoluut. Er waren momenten waarop ik huilend in elkaar zakte tijdens de montage omdat ik het had over, pakweg, een ex waar ik actief overheen probeerde te komen. Emotioneel was het moeilijk om de productie te vergroten, maar ik denk dat het echt goed was dat we het zo deden. Ook al werk ik met een team, uiteindelijk moet alles wat ik zeg in de show op een bepaalde manier uit mezelf komen. Ik ga niets zeggen wat ik niet geloof. Dat gezegd zijnde, ik moest me ook op mijn gemak voelen om veel persoonlijke, gênante dingen te bespreken. Hoe ik als kind stal, of gênante familiezaken, of rare en ongemakkelijke professionele relaties: daar moesten we door om ideeën uit te werken. Niet alleen ikzelf, we moesten het allemaal doen. En het was emotioneel belastend voor veel mensen. In het begin waren er momenten dat ik instortte omdat ik het gevoel had dat het project me ontglipte. Ik sloeg dicht, dook in een hol en begon in mijn eentje te monteren. Ik zei zelfs gemene dingen tegen Nathan. We hadden een paar keer ruzie, maar ik wist dat ik gewoon koppig was en te controlerend. Nathan deed me beseffen dat de reeks groter is dan mezelf.
Is er ooit een white whale geweest, om het zo te zeggen? Iets wat je probeerde te documenteren, zonder dat het lukte.
Wat ik altijd al heb willen filmen? Geen idee. Wat ik wil is nooit zo goed als wat ik uiteindelijk per ongeluk zie. Wist ik dat ik Kyle McLaughlin wilde filmen terwijl hij worstelde om in te checken bij de metro? Nee, maar dat gebeurde. En zelfs al wil je het niet geloven, hij was eigenlijk twee keer langer met zijn metrokaartje langs de sensor aan het vegen dan wat je ziet in How to Make Small Talk, maar ik begon pas halverwege met opnemen. Ik moest me opstellen en een plek achter een paal zoeken om er zeker van te zijn dat hij me niet kon zien. De dingen die ik wil, zijn nooit zo goed als de dingen waar ik op stoot.
Beschouw je jouw werk als deel van de traditie van de straatfotografie?
Ja, helemaal. Ik ben geobsedeerd door straatfotografen. Ik hou van Gary Winogrand. Ik beschouw Leia Jospé en Chris Maggio als straatfotografen, en ze werkten allebei mee aan de HBO-show. Ik wilde een aantal straatfotografen verzamelen, zo veel als ik kon, om me het eerste seizoen te helpen filmen. Ik kan niet zeggen of de show goede of slechte dingen zal doen voor de straatfotografie. Ik hoop dat het goede dingen doet. Ik heb het gevoel dat dit een van de grootste platforms is die straatfotografie al heeft gehad, in zekere zin, en ik wilde heel respectvol zijn voor de mensen die ik erbij betrokken heb. Ik wilde er zeker van zijn dat zij ook erkend werden als artiesten binnen de show. Ik wilde een opsteker zijn voor straatfotografen overal omdat het een van mijn favoriete dingen is om naar te kijken en te doen. Ik hou van straatfotografie.
Zijn er reacties op de show die je als uniek of verrassend hebt ervaren?
Ik zag iemand de vraag stellen: “Is John Wilson eigenlijk Nathan Fielder?” Errol Morris tweette dat de show “existentiëler is dan Kierkegaard of Kafka”. Hij is een van mijn idolen, dus ik slaakte een kreet toen ik dat zag.
Dit interview verscheen oorspronkelijk als “John Wilson. ‘I feel safe with a camera’” in Sex Magazine #12. Met dank aan co-hoofdredacteur Zach Sokol.
Beelden uit How to with John Wilson (John Wilson, 2020–)