Farrebique ou les quatre saisons

Farrebique ou les quatre saisons

Farrebique chronicles the lives of a peasant family during one year after the Second World War. Rouquier chose to focus on the village of Goutrens, in his home region of Aveyron. Farrebique is the name of a farmstead that has been owned by the same family for generations. Now, quarrels about its inheritance by the eldest son stand in the way of a much-needed renovation. Rouquier attempts to show the similarities between the people and the land: the cracks in the walls, the furrows in the freshly ploughed fields, and the lines on weathered faces. Over the course of four seasons, visualized in rare time-lapse sequences, Rouquier creates a saga about people who would otherwise never have appeared on-screen. In 1983 Rouquier went back to the region, this time to the nearby village of Biquefarre, and shot the second part of his diptych on rural life with some of the original characters from the first film, shot some 40 years earlier.

EN

“There is not an invented person or thing in the picture, and the reenactments, and invented incidents, are perfect examples of the discipline under these difficult circumstances. One could watch the people alone, indefinitely long, for the inference of his handling of them, to realize that moral clearness and probity are indispensable to work of this kind, and to realize with fuller contempt than ever before how consistently in our time so-called simple people, fictional and nonfictional, are consciously and unconsciously insulted and betrayed by artists and by audiences: it seems as if the man is hardly alive, any more, who is fit to look another man in the eye. But this man is; and this is the finest and strongest record of actual people that I have seen.”

James Agee1

 

“There is no lack of so-called realistic films about some insignificant event or other or some slice of life. There is no lack of peasant movies, either. Why is Farrebique labeled as the ugly duckling among them, then? In my opinion, this is due to Rouquier’s genius, to his ability, if you will, to stand an egg on one end. He has understood that verisimilitude had slowly taken the place of truth, that reality had slowly dissolved into realism. So he painfully undertook to rediscover reality, to return it to the light of day, to retrieve it naked from the drowning pool of art. […] There is no story here, or very little, and there are no stars, no actors: only a reality that everyone, in the secrecy of his good or bad conscience, personally recognizes.”

André Bazin2

  • 1James Agee, “March 13, 1948,” Sabzian, 2018. This text originally appeared in The Nation on March 13, 1948.
  • 2André Bazin, “Farrebique or the paradox of realism,” Bazin at work. Major Essays and Reviews From the Fourties and Fifties, trans. Allain Piette and Bert Cardullo, (New York: Routledge, 1997).

NL

“Het leven is absoluut nabij, een nabijheid die menselijke wezens niet kennen, en tegelijk een stomme getuige, een afstand die de mens in zijn greep houdt. Vaak horen we dat het leven onverschillig is voor de schommelingen van het menselijk bestaan en voor alles wat het in beweging zet. Maar het is een vreemd soort van onverschilligheid, gelaten noch gevoelloos. Het is een hartstochtelijke onverschilligheid die zich vastklampt, aan om het even wat, aan de aarde, de wolken, de liefde, in het volle besef dat alles losraakt, en dat alles niets is. Het is anders dan de onbewogenheid van de dode voor zijn eigen dood, eenmaal dood doet de dood ons niets, we wiegen heen en weer in een kar die ons wegleidt, terwijl het leven, en was dat maar altijd het geval, ons voor een ogenblik weigert prijs te geven. Nooit heeft een filmmaker een geduldiger, serener, vriendelijker aanraken getoond. Was elk einde maar zo teder, elk afscheid zo zacht. Het is niets, maar niets is verloren, voorlopig althans.”

Elias Grootaers1

 

“Er is geen gebrek aan zogenaamd realistische films, zowel van de fait divers- als van de slice of life-soort. Er is zelfs geen gebrek aan boerenfilms. Waarom wordt Farrebique dan toch als de vreemde eend in de bijt beschouwd? Volgens mij is dit toe te schrijven aan het talent van Rouquier, aan zijn ei van Columbus. Hij heeft begrepen dat geloofwaardigheid langzaam de plaats had ingenomen van de waarheid, dat de realiteit is opgelost in realisme. Hij is de moeizame onderneming gestart om de realiteit te herontdekken, om haar terug aan het licht te brengen, om haar in haar naaktheid te redden uit het moeras van de kunst. [...] Geen of zeer weinig verhaal en geen sterren, geen acteurs, niets anders dan een werkelijkheid die iedereen, in het geheim van zijn goed of slecht geweten, persoonlijk herkent. ‘Kijk’, riepen de eerste toeschouwers van de Lumièrecinematograaf uit, wijzend naar de blaadjes aan de bomen, ‘kijk, ze bewegen’. Wat een weg heeft de cinema afgelegd sinds die heroïsche tijden, toen de menigte nog tevreden was met een ruwe reconstructie van een ruisende tak in de wind! En toch, na vijftig jaar van filmisch realisme en enorme technologische vooruitgang, was er niet meer nodig dan een klein beetje genialiteit om het publiek de simpele en elementaire vreugde terug te geven waarin de geromantiseerde en gedramatiseerde cinema niet langer kon voorzien: die van de herkenning.”

André Bazin2

 

“Een groot deel van de poëzie die aan deze film ontspruit komt voort uit wat niet gezegd wordt, aan gezichten waarvan het innerlijke leven zich nauwelijks laat raden. Om deze krachttoer tot een goed einde te brengen was er een regisseur nodig die doordrongen was van het boerderijleven en het leven op de velden.”

Jean Painlevé3

FR

« Je me souviens de Farrebique. »

Georges Perec

 

« Les films de Rouquier sont la continuelle illustration d’une phrase écrite naguère par Claude Chabrol : … plus un sujet est petit, plus on peut le traiter avec grandeur. »

François Porcile1

« Une grande partie de la poésie qui jaillit de ce film tient à ce qui n'est pas dit, à ces visages don la vie intérieure se laisse à peine deviner. Il faillait pour réaliser ce tour de force un metteur en scène imprégné de la vie des fermes et des champs. »

Jean Painlevé2

FILM PAGE

index