Pink Ulysses
Plezierige didactiek en verscheurend hedonisme
Eric de Kuyper in een connaisseur. Hij is adjunct-directeur van het Nederlands Filmmuseum, semioticus en filmtheoreticus, gewezen docent filmwetenschappen, ex-filmcriticus en dansrecensent, filmer, sinds kort schrijver, binnenkort ook choreograaf en wellicht nog eens operaregisseur. Hij houdt er duidelijk van om grenzen te doorbreken. Zijn films zijn dan ook lappendekens waarin al die invloeden verweven zitten. Zijn kennis houdt hij niet graag voor zichzelf; hij wil ze delen. Hij wil niemand overreden of bekeren, maar wel de vlam van de passie ook bij anderen aanwakkeren; om plezier te beleven. Geen platvloerse pret, maar de gesofisticeerde, Barthesiaanse notie van ‘le plaisir’: “Het opnieuw pogen te beseffen dat datgene waar het bij kunst uiteindelijk om draait het esthetische genot is. Het is opnieuw het recht opeisen om te zeggen: “Ik hou van”. Het is beseffen dat ik recht heb op ‘smaak’ en dat ik daarvoor de geldende normen wel eens moet doorbreken.” Zo omschrijft de Kuyper zelf het fenomeen camp;1 een sensibiliteit waarin al zijn films zijn gedrenkt en die in zijn nieuwste prent bij momenten tot ongekende hoogten wordt gevoerd.
Susan Sontag schreef in een essay over Bresson (in 1964): “Er is een soort kunst dat direct gericht is op het opwekken van gevoelens en er is een ander soort kunst dat een beroep doet op het gevoel via de intelligentie.” De Kuyper weet echter in zijn films op unieke wijze emotionele betrokkenheid en kritische afstandname in elkaar te doen grijpen. Elke nieuwe film van zijn hand is inderdaad een les in filmmaken: een exploratie van de avontuurlijke mogelijkheden van de cinematografische kunst. Om maar enkele vragen aan te stippen: hoe maak je met bordkarton en geen geld een overtuigend, sfeervol decor; hoe laat je niet-acteurs op het witte doek toch geloofwaardig uitschijnen; hoe laat je muziek en beeld het best samenvallen; hoe maak je een experimentele film over je voorliefde voor de klassieke Hollywoodfilm; hoe maak je een film in teamverband? De probleemstellingen vinden drieste oplossingen daar waar ze moeten gezocht worden: in de verbeeldingskracht die de regels van de cinema ondervraagt, tot het uiterste dwingt en desnoods overschrijdt. Maar elke nieuwe film is ook een streling voor oog en oor? De estheet de Kuyper durft het sentiment in de ogen kijken. Hij verleidt de kijker met sensuele beelden en muziek. De herenliefde zit daar voor iets tussen: de zinnelijke streling gaat vaak uit van mannenlichamen, schaamteloos door regisseur, camera en kijker gadegeslagen. De trieste, melancholische toon in de films zou wel eens kunnen ontspringen aan de spanning tussen de tactiele geest van de regisseur en het voyeuristische fundament van filmmaken en -kijken.
In Casta diva, Naughty Boys, A Strange Love Affair en nu in Pink Ulysses vullen didactiek en hedonisme elkaar probleemloos aan. Dat is misschien de reden waarom ze dreigen tussen twee stoelen te vallen; door de één in het verdomhoekje van de homo-erotische undergroundfilm geschopt, door de ander bestempeld als een al te koel, intellectueel traktaat. De films zijn nochtans het werk van een gepassioneerd kunstliefhebber die niet alleen de grenzen tussen de onderscheiden kunsten met gemak overbrugt, maar ook de gapende kloof tussen theorie en praktijk weet te dichten.
De cineast noemt zijn film graag een breiwerk waaraan hij zo tussendoor heeft gewerkt. Het hele project heeft drie jaar in beslag genomen. Pink Ulysses werd met en door vrienden en kennissen in de weekends opgenomen. Een deel waarvan het gebeuren om een behoorlijk decor en een uitgekiende belichting vroeg, werd in één week in een heuse studio gefilmd. Deze specifieke productiewijze heeft ongetwijfeld de fragmentarische structuur ingefluisterd. Zwart-wit scènes waarin op één of andere manier mannenlichamen worden geëxploreerd wisselen af met en worden aaneengerijgd door de rode draad doorheen de langspeelfilm: het kleurrijke verhaal van de Odyssee. Het klassieke heldenepos van Homeros krijgt een weinig eerbiedige interpretatie toebedeeld. Body-builders bewegen zich doorheen kitscherige, zichtbaar fake decors die bij momenten expliciet verwijzen naar het surrealisme van Cocteau. De technicolor van het naoorlogse peplum-genre stond model voor het felle kleurenpalet. Penelope is een hemelse, maar wat truttige schoonheid die bij de langverwachte thuiskomst van haar echtgenoot enkel ledig kan toezien hoe hij in de armen van een andere man valt. De personages spreken elkaar bovendien nog in de Duitse taal toe, gedubd door dialogen uit de Duits nagesynchroniseerde versie van Mario Camerini's Ulysses. Hoe mooi en grappig ook in al zijn gechargeerde wansmaak, staan natuurlijk eenzaamheid en verlangen centraal in deze vertelling van de zwervende Odysseus en zijn wachtende Penelope. Diezelfde emoties liggen vingerdik op de scènes in zwart-wit.
Het opschrift aan het begin van de film moet de toon zetten: “Immer warten nun die Menschen die wirklich lieben willen.” De talloze mannenlichamen baden in een trieste atmosfeer. Melancholie voert de bovenhand; of de mannen nu staan te strijken, te sporten, dansen, kuieren of met elkaar worstelen. Wanneer ze zwemmen of zonnebaden op het strand weerklinkt het motief van de zee uit de Odyssee. Een symbool waaraan veel betekenissen aan bod komen: de lange reis, het vertrek en de terugkeer, de voorbijschrijdende tijd, het geweld van de natuurkrachten dat met het getormenteerde innerlijk correspondeert. Andere tussentitels spreken boekdelen: “Bitter are the torments that the lover suffers in his desire” en “Sehnsucht, das sagt sich so leicht.” De Kuyper weet nog een andere reden om de zee in beeld te brengen: “Ik vind water gewoon mooi om te fotograferen...”
Pink Ulysses tast op een bijna encyclopedische wijze het mannelijke lichaam af. Hierin schuilt één van de didactische dimensies van de film: op welke manieren kan je een mannenlichaam tonen en bekijken? Hij heeft zijn modellen gefilmd in bed, op straat, in allerlei houdingen, rechtop of ondersteboven, naakt en gekleed. Hij is gaan speuren in de filmgeschiedenis en voert stukken uit Eisensteins Stachka en Bronenosets Potemkin op; dit keer niet om hun verbluffende montagereeksen maar om hun mooie gebruik van mannenlichamen. Het icoon van de lijdende man aan het kruis heeft eveneens homo-erotische connotaties en dus mocht de kruisafname in het rijtje niet ontbreken. Hoe ze ook verschijnen, veelal blijven de lichamen onbereikbaar voor elkaar en voor de filmmaker. De sporadische woede- en gewelduitbarstingen, gesublimeerd in de muziek, zetten het verlangen nog extra in de verf. De hunkering naar het onbereikbare krijgt aangrijpend gestalte wanneer we de hand van de regisseur teder over een naakte mannentorso zien glijden. Bevreesd dat de schoonheid binnen handbereik hem vooralsnog bij de eerste aanraking door de vingers zal glippen. Aan het eind van de film draait de camera weg van de actie en toont de crew uitgelaten aan een eettafel. De filmmaker zit een beetje opzij, op een stoel treurig voor zich uit te staren. Zijn blik en witte hoed brengen onmiddellijk Morte a Venezia in gedachten: zoals Aschenbach naar de jonge Tadzio kijkt, zo kijkt de Kuyper naar zijn eigen tot leven gebrachte maar nog altijd ongrijpbare droombeelden.
Een sublieme masturbatiescène ensceneert dit tragische spel van afstand en objectivering. De ingenieuze mise-en-scène (van een Sadiaanse vindingrijkheid) van dit gedurfde spektakel legt de vinger op de open wonde. Ze is een heldere illustratie van de vervreemding ten opzichte van het lichaam van de andere en van het eigen lichaam. Het beeld toont drie kaders: drie spiegels laten een masturberende jongen zien. De spiegels reflecteren een gefragmenteerd lichaam. Het hoofd en bovenlijf verschijnen links, de penis in het midden, rechts hangt de broek op de billen. Boven en onder hangen twee afbeeldingen: een mannelijke pin-up en een paar ogen. Kijker en bekekene ontdubbeld en in hetzelfde beeld gevat, net zoals diegene die masturbeert tegelijkertijd subject en object van zijn begeerte is. In een film die draait rond wachten en het voorbijgaan van de tijd is het dubbel zo mooi dat zulk een gevoelige scène als een foto werd opgebouwd. Terwijl de film loopt, de zelfbevrediging zich voltrekt, kan de kijker zijn blik naar believen over het quasi stilstaande beeld laten lopen. Voor de minnaar die in een geile, droevige bui zijn afwezige geliefde evoceert, staat de tijd voor een orgastisch ogenblik inderdaad even stil.
Vertelt de masturbatiescène iets over de sensibiliteit van de filmmaker, een erg mooie dansscène in de film zegt veel over de gelaagdheid van zijn filmische bekommernissen en zijn manier van werken. Een jongen staat pal voor de camera. Op de tonen van (naar ik meen) Stravinski's Le Sacre du printemps gaat hij stilaan zijn agressieve gemoedsgesteldheid omzetten in dansende bewegingen. Wanneer hij een bruuske geste maakt, neemt de camera de dynamiek over, tolt vurig om zijn eigen as en laat slechts strepen en vegen op het scherm achter. Het opzetten van zulk een scène heeft een pragmatische dimensie. De regisseur beschikt niet over een professionele danser, wil toch wat doen met die muziek en moet de onkunde van zijn acteur bijgevolg camoufleren. Een beschouwend uitgangspunt is ook mogelijk. Hij vertrekt van die rondtollende camera (die hij misschien in de prachtige wilsscène van Minnelli's Madame Bovary heeft gezien), want hij wil in deze film dingen doen die hij voordien nog niet heeft gedaan; en daar hoort zeker het bewegen van de camera bij.
Wie dans zegt, zegt muziek, en daar loopt Pink Ulysses van over. De film keert terug naar de premisse van Casta Diva: beeld en muziek verenigen, het directe geluid laten voor wat het is. De Kuyper is deze keer vertrokken van het balletmuziekrepertoire uit de twintiger jaren en heeft zich dan laten leiden naar stukken van Tchaikovski, Wagner, Prokofjev, Monteverdi en Rossini. Bedwelmende en opzwepende muziek, gevoelig gecounterd door het hartverscheurende lied van Zarah Leander Ich stehe im Regen und Warte. De Kuyper in het programmaboek van het festival: “Ik zou het niet choquerend vinden als men dit filmische weefsel zou beschouwen en bekijken als een videoclip, een alternatieve videoclip; waarin op een quasi-renaissancistische wijze alles met alles te maken heeft.” Pink Ulysses bewijst alvast nog maar eens wat hoofd en hart met elkaar te maken hebben.
- 1Eric de Kuyper in Versus, nr. 3 (1986).
Deze tekst verscheen oorspronkelijk in Andere Sinema, nr. 96 (maart/april, 1990). Voor de publicatie op Sabzian werd de spelling herwerkt en werden er kleine aanpassingen doorgevoerd in functie van de leesbaarheid.
Met dank aan Herman Asselberghs