“[Our film] will have a personal style. Not orthodox or academic. Not a social document or a militant or revolutionary film or with a message or a solution. Not educational. The film is not commissioned by the unions or by the department of urbanization of the municipality of Valparaiso. On the other hand, the University has chosen me as director and knows my other films and my philosophy. They didn’t invite Disney or Reichenbach. Not a film where the poverty side dominates. But poverty is there to see, to show. It’s shameful, it’s not tolerable. Yes, it’s like that, have a good look (Daumier). That is indicating things that I am not showing. A kind of secret between the progressive public and myself towards the reality of Valparaiso, irony or social satire enters here (Brecht: the 7 ways to tell the truth) – closer to Rain or Seine – my point of view will be there, but not obvious, not underlined.”
Joris Ivens1
“‘We gave a presentation about Joris Ivens in the university’s Hall of Honour, then we saw The Seine Meets Paris. Ivens gave a small talk at the end which Neruda translated. The poet was there because that same day he had received an honorary degree from the university and... he stayed to wait for Joris Ivens. Neruda had fetched him from the airport’. This retrospective was Ivens first with a large audience made up of cinema enthusiasts and those interested in the themes of his films. But also, he met again with young filmmakers and shared his experience. On this second visit, the filmmaker shared his vision and analysis of the editing of a number of his films. He spoke about how to make a film; Raúl Ruiz reflects: ‘I think he must have been the first known filmmaker, of significance, who agreed to analyse his [own] work in detail. On an editing table, he went over each of his films and explained them almost shot by shot. It must be said that nobody followed it. It began with around sixty people and finished with four or five, and I wasn’t one of them. I only went a couple of times because I was filming, I have to say, thanks to Ivens’.”
Europese Stichting Joris Ivens2
“Ik denk dat hij de eerste bekende filmmaker is geweest, van betekenis, die er toe gekomen is zijn [eigen] werkwijze in detail te analyseren. Op een montagetafel, vertelde hij over elk van zijn films en nam ze bijna schot voor schot door. Het moet gezegd worden dat bijna niemand dat vol hield. Het begon met ongeveer zestig mensen en we eindigden met vier of vijf. Wij alleen zijn filmmaker geworden, dankzij Ivens.”
Raúl Ruiz3
“Ik meen dat het in 1963 is, dat we op een middag in de Calypso zitten en Joris Ivens na de projectie van La Seine a rencontré Paris even voor het gordijn verschijnt, lacht en wuift. Het is de eerste keer dat we de Vliegende Hollander, dan nog persona non grata in klein en deftig Nederland, zien. In dezelfde periode vertoont de Amsterdamse Filmliga voor het eerst een groot aantal van zijn films. Ivens leidt ze zelf in. Een heel jong publiek blijft tot diep in de nacht. Het valt mij op hoe hij, met zijn reputatie van politieke onverzettelijkheid, tegelijk zachtaardig en stevig is in zijn optreden, met hoeveel tolerantie hij bijvoorbeeld spreekt over Hemingway, als iemand uit het publiek diens veranderde houding tegenover het Franco-regime ter sprake brengt. Ivens: Misschien komen we nog eens bij elkaar.
Wij zien veel films in die tijd, films die ons vormen of doen duizelen, maar op deze avond voel ik mij direct aangesproken, omdat ik voel dat filmmaken hier over iets heel anders gaat: het is verweven met de persoon en zijn levensloop, het wijst een weg en stelt eisen, het is artistieke drift en sociale bewogenheid, tegenspreken en geloven, program en beweging, ontwerp en praktijk in één hand.
[...]
Je weet wie kijkt. De cinema van Joris Ivens bestaat niet los van zijn maker, zoals de maker ook niet los bestaat van de mensen die hij filmt en voor wie hij filmt. Hij stelt je voor een relatie met hem aan te gaan, in de film en in het leven. De wereld binnen de film en die daarbuiten communiceren voortdurend, het blijft open, in beweging, on-af. En ook al zou ik niet weten wie er kijkt, dan nog zie ik aan de opperhuid van zijn films de dynamische uitdrukking van dat onvoltooide. Er zijn talloze momenten waarop de vloeiende beweging breekt, waarop de dingen in het beeld uit balans staan, waarop ongerijmde details het bewustzijn worden ingeknald en wetten van maat en ritme verstek laten gaan; de film wijkt dan even terug en geeft ons zicht op het leven zelf dat gefilmd werd. Maar al die momenten van verbroken evenwicht worden opgenomen in een brede stroom, in een adem, in de grote samenhang van een beheerste eindvorm, waarin de spanning tussen de delen en het geheel nooit helemaal wordt opgelost. Je wordt uitgenodigd intenser te denken, te leven.
De inzet van Joris Ivens en zijn films is, te laten zien waartoe het collectief in staat is. En ook als het collectief in minder gunstige winden verzeild raakt, worden die beelden niet achterhaald. Ze worden als mogelijkheden bewaard. Waar het collectief op een gegeven plaats en tijd toe in staat was, daartoe zal het op andere plaatsen en tijden, op andere manieren, weer in staat zijn. Dit is zijn fundamenteel optimisme, [...].”
Johan van der Keuken4
- 1Joris Ivens, project notes, 1962. Quoted in: Thomas Waugh, The Conscience of Cinema: The Works of Joris Ivens 1912-1989 (Amsterdam: Amsterdam University Press, 2017), 467.
- 2Europese Stichting Joris Ivens webpage promoting a Chilean book publication on Joris Ivens’ stay in Chile at the occasion of a retrospective of his work there.
- 3Raúl Ruiz geciteerd op Europese Stichting Joris Ivens.
- 4Johan van der Keuken, “De Vliegende Hollander van de grond af gezien. Voorwoord voor het boek ‘Entretiens avec Joris Ivens’ door Claire Devarrieux,” in: Johan van der Keuken, Zien, Kijken, Filmen. Foto's, teksten en interviews (Amsterdam: Van Gennep, 1980), 98.