Meeuwen sterven in de haven

Meeuwen sterven in de haven
Meeuwen sterven in de haven , Rik Kuypers, Ivo Michiels, Roland Verhavert, 1955, 94’

A man is seen wandering around in Antwerp, avoiding all contact with other people. He is penniless and desperately wants to leave the country, but can’t pay for his travel. The only people who like him are the boatman’s wife, a prostitute and a little orphan girl called Gigi. Slowly but surely it becomes clear why he is hiding and why he needs to flee.

EN

Seagulls Die in the Harbour introduced aesthetics into Flemish film and heralded the beginning of a serious, fully-formed cinema. The film is at times reminiscent of classics such as The Third Man, Forbidden Games and On the Waterfront.”

Luc Joris1

  • 1Luc Joris, "Meeuwen sterven in de haven," in Belgian Cinema/Le Cinéma Belge/De Belgische Film, ed. Marianne Thys. (Gent: Ludion, 1999), 344.

NL

“Met dit noodlotsdrama werd de esthetiek in de Vlaamse film geïntroduceerd. Voor het eerst is er sprake van een ernstige, volwassen filmvorm, met verwijzingen naar The Third Man, Jeux interdits en On the Waterfront.”

Luc Joris1

 

“De charismatische Schoenaerts doolt als de verloren en getormenteerde ‘Prince’ in het atmosferisch krachtig gefotografeerde Antwerpen. Enerzijds existentialistisch, zwart-wit met diepe en lange schaduwen. Anderzijds helder, modernistisch met de architectuur van Renaat Braem op de achtergrond. De geslaagde visuele sfeer, de gelaagde beeldtextuur en het straffe acteerwerk worden extra kracht bijgezet door de verrukkelijke jazzscore van de Antwerpse muzikant Jack Sels. In die zin is Meeuwen sterven in de haven een heerlijke prelude op Ascenseur pour l’échafaud (1958) van Louis Malle of À bout de souffle (1960) van Jean-Luc Godard.

Meeuwen sterven in de haven is een Vlaams meesterwerk, weliswaar met een aantal gebreken. De dialogen zijn soms stroef en de plotwendingen zijn niet altijd even geloofwaardig. De film  kreeg positieve kritiek van de Belgische filmpers en werd als eerste Vlaamse film ooit geselecteerd voor het filmfestival van Cannes in 1956.  De gerenommeerde Franse filmhistoricus en filmjournalist Georges Sadoul schreef genuanceerd lovend over de film. Dankzij diens communistische sympathieën kwam Meeuwen sterven in de haven in Sovjet-Rusland uit op ongeveer 1000 kopijen. Het Russische publiek kreeg zowaar een gedubde Schoenaerts te horen.”

Wouter Hessels2

 

"Er was geen filmindustrie. Er was geen filmcultuur. Er waren geen filmscholen. Er was niets wat aanleiding gaf om met film iets te gaan doen. We zaten eigenlijk in de woestijn. Daarnaast was er de fascinatie voor de grote naoorlogse, buitenlandse films. Die vermenging van de leegheid bij ons en de overrompeling vanuit de Amerikaanse, Italiaanse of Franse filmwereld heeft waarschijnlijk de vonk gegeven om iets anders te doen dan alleen maar naar film te kijken.

In die tijd was het het pure cinematografische, het vormelijke. Wat kan men met dat medium doen? Wat is de schoonheid van een camerabeweging? Wat is de intelligentie van een goede montage? Dat boeide mij in de allereerste plaats.”

Roland Verhavert3

 

"Wij hadden eigenlijk geen echte filmische traditie van enige betekenis, vonden wij. Terwijl we in de literatuur en in de schilderkunst moesten optornen tegen grote namen die al bestonden van voor de oorlog en die de musea vulden. Dat was met de film niet het geval. In de film kon je nog echt pionierswerk verrichten. En we hadden zo veel voorbeelden. Het leek allemaal zo makkelijk. De eerste films van het neorealisme uit Italië, de films van Ingmar Bergman, The Third Man. Het leek zo vanzelfsprekend. Dat moest kunnen."

Ivo Michiels4

 

“Ooit interviewde ik Sergej Paradzjanov in zijn kamer in het Hiltonhotel in Rotterdam. We bevonden ons op een van de hoogste verdiepingen van het hotel en aan de enorme ramen vlogen in de koude januarilucht luid schetterende meeuwen voorbij. Ze herinnerden Paradzjanov aan een Belgische film, vertelde hij, Meeuwen sterven in de haven. Een film die ik ooit had gezien, maar verder dan een havenkade in zwart-wit kwam ik niet. Paradzjanov leek het zich nog allemaal voor de geest te kunnen halen: een zeeman in een zwarte coltrui op een verlaten kade, en de doelloosheid van de held, die maar niet kan beslissen of hij al dan niet zal aanmonsteren. Blijven of vertrekken, het was het thema van de film. Overwoog Paradzjanov in Rotterdam te blijven? Was dat de verholen boodschap achter die herinnering?”

Peter Delpeut5

  • 1Luc Joris, "Meeuwen sterven in de haven," in Belgian Cinema/Le Cinéma Belge/De Belgische Film, red. Marianne Thys. (Gent: Ludion, 1999), 344.
  • 2Wouter Hessels, “Meeuwen sterven in de haven. Een Vlaams filmmeesterwerk,” Avila.
  • 3Roland Verhavert, in De Meeuwen sterven in de haven archieven, DVD, Koninklijk Belgisch Filmarchief, 2004.
  • 4Ivo Michiels, in De Meeuwen sterven in de haven archieven, DVD, Koninklijk Belgisch Filmarchief, 2004.
  • 5Peter Delpeut, Het vergeten kwaad: De herinneringen van cineast Jonas Mekas (Amsterdam: Atlas Contact, 2021).

FR

« Ce drame introduisait style et esthétique dans le cinéma flamand. Pour la première fois, une forme cinématographique se révélait sérieuse et mûre. Les mouettes meurent au port rappelle des classiques comme Le troisième homme, Jeux interdits et Sur les quais. »

Luc Joris1

 

« Tranchant sur la médiocrité de la production dominante (certains y virent un temps l’amorce d'une possible nouvelle vague), Meeuwen sterven in de haven marque une date capitale dans l’histoire de la cinématographique flamande. En effet, si ces jeunes Turcs connaissent par la suite des fortunes diverses, le film, quant à lui, sert de référence à l’élaboration d'une politique cinématographique flamande, qui voit définitivement le jour en 1964. »

Marc Holthof2

  • 1Luc Joris, "Meeuwen sterven in de haven," dans Belgian Cinema/Le Cinéma Belge/De Belgische Film, éd. Marianne Thys. (Gent: Ludion, 1999), 344.
  • 2Marc Holthof, “Erection (oprichting): Geboorte van een officieel academisme,” dans Une Encyclopédie des Cinémas de Belgiques, eds. Guy Jungblut, Patrick Leboutte & Dominique Païni. (Crismée: Editions Yellow Now, 1990), 109.
in theatres
-

index